Hoe Joost Nuissl met één lied Broekhuizenvorst op de kaart zette

maandag, 13 oktober 2025 (20:49) - L1 Nieuws

In dit artikel:

Joost Nuissl, een Amsterdammer die in de jaren zeventig tien jaar in het Noord-Limburgse Broekhuizenvorst woonde, is afgelopen dinsdag op 79‑jarige leeftijd overleden na een kort ziekbed. Hoewel zijn oeuvre niet groot was, bracht één lied hem landelijke roem en maakte het kleine kerkdorp waar hij woonde plotseling bekend van Bussum tot Oostende.

In 1974 werkte Nuissl samen met dirigent Nard Reijnders en de Vorster Kapel — een blaaskapel van lokale fanfareleden die dat jaar Nederlands kampioen was geworden — aan enkele composities. Uit de drie nummers die Nuissl aanleverde arrangeerde Reijnders er twee; één daarvan, "Ik ben blij dat ik je niet vergeten ben", bleek meteen te beklijven. Voor het juiste geluid werd het dorpse dameskerkkoor ingeschakeld; zangeres Riet Rutten‑Clevis en haar medezangers stonden op het platenlabel dat Herman van Veen kort daarvoor had opgezet, nadat andere maatschappijen hadden bedankt.

Het singletje groeide uit tot een onverwachte hit: optredens volgden, onder meer bij Mies Bouwman, en collega‑artiesten als Udo Jürgens en zelfs ABBA waren enthousiast. Een anekdote van Reijnders schetst het eenvoudige, volks karakter van het succes: na een opname voor Toppop moesten de Zweedse sterren hun lunch missen omdat de Limburgers al hun tosti's hadden opgegeten. Voor Broekhuizenvorst betekende de plaat nationale bekendheid; bewoners zien het nummer nog steeds als "ons lied".

Na zijn Brabantse/Limburgse periode keerde Nuissl terug naar Amsterdam waar hij bijna twintig jaar directeur was van theater De Kleine Komedie. Collega’s prijzen hem voor het herstel en de warme ontvangst die hij het theater gaf. Muzikaal leefde het lied nog decennia voort in de Top 2000 tot 2012; voormalig medewerkers en zangers hopen bij het vijftigjarig bestaan dat het nummer dit jaar opnieuw in de lijst verschijnt, als eerbetoon aan Nuissl.

Het afscheid vindt komende dinsdag in Amsterdam plaats. Vrienden en collega’s herinneren hem als een geïntegreerd dorpsmens en een maatje voor velen: "Hij blijft mijn maatje."